Hans Westenberg in hoger beroep tegen Micha Kat
De vice-president van de Haagse rechtbank Hans Westenberg die in april 2004 een bodemprocedure begon tegen journalist Micha Kat -en deze in eerste aanleg verloor- (lees hier het complete verloop van de procedure) gaat in hoger beroep. Reeds direct na het voor hem verliezende vonnis van de Rotterdamse rechtbank van december 2005 kondigde zijn advocaat het hoger beroep al aan, maar stelde dat toen afhankelijk van de uitkomst van de complete bodemprocedure die ook gericht is tegen de Rottedamse advocaat Hugo Smit. Westenberg’s advocaat, Henk-Jan Boukema van Pels Rijcken & Drooglever Fortuijn, liet toen weten dat het hoger beroep ‘zeker zal worden doorgezet als zijn client ook van Hugo Smit zou verliezen’. Door het getalm van de Rotterdamse rechtbank dat maar geen vonnis wil wijzen in de zaak van Westenberg tegen Smit is de termijn waarbinnen de toprechter zijn appel moet doorzetten nu echter verstreken. Dat brengt het ‘kamp-Westenberg’ in een lastig parket: advocaat Boukema schreef reeds een brief aan de advocaat van Kat Matthijs Kaaks waarin hij deze min of meer smeekte Westenberg uitstel te gunnen voor het daadwerkelijk in hoger beroep gaan. Het is namelijk hele vervelend voor Westenberg…
… zijn grieven op voor het hoger beroep op papier te moeten zetten terwijl hij nog niet weet hoe het vonnis in eerste aanleg luidt in zijn zaak tegen Smit, toch de ‘hoofdzaak’ in deze absurde procedure die in essentie gaat om de vragen: mag een advocaat de onpartijdigheid van een rechter in twijfel trekken en een journalist die twijfel vervolgens opschrijven? Het ‘kamp-Kat’ gunt Westenberg dit uitstel uiteraard niet. Dus nu moeten Boukema en Westenberg opnieuw in de aanval tegen Kat. De ruimte hiervoor lijkt minimaal of zelfs totaal afwezig na het vonnis van de Rotterdamse rechtbank dat Kat niet alleen geheel vrijuit liet gaan, maar zelfs letterlijk stelde dat hij zijn werk goed heeft gedaan en dat het ook de taak is van de journalistiek misstanden bloot te leggen binnen de rechterlijke macht. Kat produceerde tijdens deze procedure een email van Smit waarin werd bevestigd dat de gewraakte uitlating niet alleen door hem is gedaan, maar waarin ook de expliciete verwoording werd goedgekeurd. Het zal dus heel spannend worden om te zien welke wapens Westenberg nog tegen Kat weet in te zetten. Het belang van deze procedure voor de geloofwaardigheid van de rechterlijke macht is evident, zeker na de talrijke incidenten van de laatste tijd. De Raad voor de Rechtspaak, de ‘werkgever’ van Westenberg (of eigenlijk de belastingbetaler) betaalt zijn procedure. Deze Raad heeft ook expliciet afstand genomen van het vonnis van de Rotterdamse rechtbank uit 2005 en gesteld dat het handelen van Kat ‘schadelijk is voor het functioneren van de rechtspraak en niet door de beugel kan’. Dit zet natuurlijk druk op het Hof Westenberg alsnog te laten winnen van Kat.
In de zaak van Westenberg tegen Smit lijkt het maar al te begrijpelijk waarom de Rotterdamse rechtbank er zo’n moeite mee heeft vonnis te wijzen: de bewijslast is zeer in het nadeel van de rechter en uit de gang van zaken blijkt zonneklaar dat hij zijn boekje enorm te buiten is gegaan. Maar dat zat vermoelijk nooit officieel bevestigd worden in een rechterlijk vonnis. Dus dan maar liever helemaal geen vonnis!