Reactie Raad op De Munnick-klacht tegen NRC
HET GAAT OPNIEUW OM DE ONTVANKELIJKHEID BIJ ZWARE NRC-KLACHT
Betreft:
Kat/NRC Handelsblad
Amsterdam, 25 jan. 2006
Geachte heer Kat,
Hiermee bevestig ik de ontvangst van uw brief van 11 januari jl. Daaruit volgt naar mijn mening nog niet dat u bij hetgeen is gepubliceerd persoonlijk in uw belang bent geschaad.
Gegeven het feit dat nog niet vaststaat dat u een rechtstreeks belang heeft bij een oordeel van de Raad, zal hij zich eerst daarover dienen uit te spreken. Alvorens uw klacht definitief in behandeling te kunnen nemen, zal de Raad eerst beoordelen of u ontvankelijk bent in uw klacht.
Ik heb de stukken inmiddels doorgestuurd aan de wederpartij. De wederpartij heeft desgewenst de gelegenheid op het punt van de ontvankelijkheid een reactie te sturen. U ontvangt hiervan ter kennisname een afschrift. Overige correspondentie wordt aangehouden totdat de Raad een uitspraak heeft gedaan inzake de ontvankelijkheid.
Met inachtneming van artikel 6 lid 2 van zijn reglement zal de Raad zijn oordeel over uw ontvankelijkheid vormen op basis van de schriftelijke stukken. De zaak zal daartoe worden geagendeerd voor 3 maart a.s. De uitspraak verneemt u binnen acht weken.
Met vriendelijke groet,
mw. mr. D.C. Koene
secretaris
reactie Micha Kat
Opnieuw is de behandeling over de ontvankelijkheid niet-openbaar, zo begrijp ik. In de eerdere zaak tegen de NRC (RvdJ 2005/66) was dat ook al het geval. Ik was niet welkom voor een toelichting. Uit de behandeling van die eerdere zaak tegen NRC in De Journalist begrijp ik, dat ook Stichtingen die door publikaties in hun doelstellingen/belangen geschaad denken te zijn ontvankelijk zijn of kunnen zijn in een klacht. Daarom zal ik de Raad verzoeken of de Stichting Klokkenluideronline zich mag voegen in de klacht. Deze stichting (de notariele akte zal ik overleggen) heeft als specifieke doelstelling aan aan de kaak stellen van allerlei misstanden.
Tevens heb ik Birgit Donker uit de hoofdredactie van NRC aangeschreven per mail om duidelijkheid te krijgen over haar vermeende intieme/vriendschappelijke banden met Boris de Munnick. Donker weigerde mij telefonisch te woord te staan. Als Donker geen antwoord geeft op mijn vraag, zal ik die weigering als apart klachtonderdeel bij de Raad onder de aandacht brengen. Naar mijn mening is het de journalistieke en maatschappelijke plicht van een lid van de hoofdredactie van NRC dergelijke vragen van een betrokken lezer te beantwoorden. In het geval dat Donker mij niet naar waarheid inlicht, zal ook dat uiteraard in de vorm van een klacht naar de Raad gaan. Zou het tenslotte zo zijn, dat Donker bevestigt dat zij De Munnick goed kent, zal ook deze relatie worden toegevoegd aan de reeds lange lijst van methodes waarmee NRC haar lezers bedriegt.