Raad voor de Rechtspraak reageert
RAAD IS HET ‘NIET EENS’ MET ONTLASTEND VONNIS VOOR MICHA KAT
Geachte heer Kat,
In uw e-mailbericht van 23 mei 2006 merkt u terecht op dat de Raad voor de rechtspraak en het bestuur van de rechtbank ‘s-Gravenhage, blijkens een brief van de voorzitter van de Raad aan de heer mr. J.M.A.M. de Wit, van mening zijn dat een journalist in de zaak waarover de heer de Wit om informatie vroeg “op geen enkele manier (heeft) geprobeerd de juistheid van (…) aantijgingen te verifiëren of zelfs maar de betrokkene of het betrokken gerecht de gelegenheid (heeft) gegeven zich uit te spreken over (…) de aantijging.” Ook is juist dat de Raad en het betrokken gerecht zich op het standpunt stellen dat het handelen van de journalist niet door de beugel kan en schadelijk is voor het functioneren van de rechtspraak.
Uit genoemd e-mailbericht maak ik op dat u meent dat met “de journalist” uw persoon is bedoeld. Ik wijs er met nadruk op dat in de brief van de voorzitter van de Raad voor de rechtspraak aan de heer de Wit geen persoonsgegevens worden vermeld.
U vervolgt met de mededeling dat u door een vonnis van 14 december 2005 (216253/HA ZA 04-1275) van de rechtbank Rotterdam bent gezuiverd van welke vorm van (onrechtmatig) handelen ook. Dat is een constatering die ik geheel voor uw rekening laat.
Ik wijs erop dat tegen genoemd vonnis hoger beroep is ingesteld. U kunt uit dat feit en uit de brief van mr. van Delden aan de heer de Wit afleiden dat de betrokken rechter, het bestuur van de rechtbank ‘s-Gravenhage en de Raad voor de rechtspraak, als direct betrokkenen bij die uitspraak van de rechtbank Rotterdam, het met de inhoud van de uitspraak op onderdelen niet eens zijn. U kunt er voorts van verzekerd zijn dat de betrokken rechter, het bestuur van de rechtbank ‘s-Gravenhage en de Raad voor de rechtspraak iedere rechtens onaantastbare uitspraak van de bevoegde rechter zullen aanvaarden en op loyale wijze zullen uitvoeren.
De brief van mr. van Delden aan de heer de Wit bevat geen diskwalificerende opmerkingen aan het adres van wie dan ook. Van het terugnemen van zulke opmerkingen kan dan ook geen sprake zijn. Van “diffamerende uitlatingen” als genoemd in uw e-mailbericht van 25 mei 2006, in de zin van onterechte aantastingen van iemands eer of goede naam, heeft de Raad steeds afgezien en dat zal hij ongetwijfeld blijven doen.
Ik hoop u met het bovenstaande van dienst te zijn geweest.
Hoogachtend,
P.H. Banda,
Juridisch adviseur Raad voor de rechtspraak
commentaar Micha Kat
Dit antwoord van de Raad voor de Rechtspraak beangstigt mij zeer. Hoe kan het mogelijk zijn dat de Raad zegt ‘iedere rechtens onaantastbare uitspraak van de bevoegde rechter te zullen aanvaarden en op loyale wijze te zullen uitvoeren terwijl de Raad tegelijkertijd stelt het met de uitspraak oneens te zijn en nog eens herhaalt dat ‘de journalist’ fout is geweest en zelfs ‘het goed functioneren van de rechtspraak belemmert’? Hiervoor is maar een verklaring: wat de Raad zegt over dat loyale uitvoeren van uitspraken klopt wel en is ook de regel, behalve als een van de procespartijen ook een rechter is. Want dan legt de Raad zich eenvoudigweg niet neer bij het oordeel van de onafhankelijke rechter en zal er door pure powerplay wel voor gaan zorgen dat ‘hun’ rechter uiteindelijk wordt schoongewassen. Doet de Raad bovendien nu niet precies hetzelfde wat het politici steeds verwijt: zich bemoeien met en uitspreken over rechterlijke vonnissen waardoor de rechters op oneigenlijke wijze onder druk worden gezet?
Helemaal alarmerend in dit verband is wat de Raad zegt over het hoger beroep van Westenberg. Voor zover mij bekend is dat nog helemaal niet zeker. Weet de Raad meer over mijn eigen procedure dan ikzelf? Zit de Raad aan de knoppen van deze rechtsgang? Op grond van het feit dat de Raad alle kosten van deze procedure voor Westenberg voor zijn rekening neemt (naar verluidt inmiddels meer dan €100.000) zou je dat wel gaan denken. Hoe kan een gerechtshof nog onafhankelijk zijn nu de hoogste man van de zittende magistratuur de richting van deze rechtsgang al lang bepaald blijkt te hebben? Op grond van dit antwoord van de Raad en de brief van Van Delden aan De Wit zou ik elk rechterlijk college moeten wraken!
Voor mij is duidelijk dat er tegen deze machtsbolwerken niet valt op te boksen. Blijkbaar zelfs niet als je door nota bene de burgerlijke rechter geheel en al wordt gezuiverd van welke vorm van onrechtmatig handelen dan ook (De Raad laat deze constatering ‘geheel en al voor mijn eigen rekening’). Het lijkt me duidelijk dat er volgens ons gangbare recht geen enkele constructie te bedenken valt op grond waarvan mij onrechtmatigheid kan worden verweten. Alles is uitgezocht, alles is ter sprake gebracht. Ware deze constructie er wel, dan had Westenberg deze allang gevonden en gebruikt. Dat mag je toch wel verwachten voor €100.000 aan juridische bijstand. Maar die constructie is er niet. Inmiddels hebben zelfs drie getuigen onder ede verklaard dat wat ik opschreef helemaal juist is; dat is naar mijn weten in de geschiedenis van de Nederlandse journalistiek nog niet eerder voorgekomen. (Ten overvloede: zelfs als wat ik heb opgeschreven niet juist zou zijn, zou ik volgens vaste rechtspraak ook niet onrechtmatig hebben gehandeld daar immers de authenticiteit van de betreffende quote vaststaat). Er staat nu een tweede ronde getuigenverhoren op de agenda en een van de getuigen die is opgeroepen is Bert van Delden. De voorzitter van de Raad is ook persoonlijk bij deze affaire betrokken en dat maakt het geheel eens te meer onhelder en onzuiver.
Bij gebrek aan juridische middelen is wat overblijft intimidatie en powerplay. Waarom niet direct een wetwijziging: iedereen die iets over een rechter zegt dat diens gezag zou kunnen aantasten wordt via steniging op het Binnenhof om het leven gebracht. Ik ga maar vast naar de notaris.
extra voetnoot
Een bevriende jurist wees mij op een misinterpretatie door mij van de zin uit de brief van Banda dat ‘het bestuur van de rechtbank ‘s-Gravenhage en de Raad voor de rechtspraak iedere rechtens onaantastbare uitspraak van de bevoegde rechter zullen aanvaarden en op loyale wijze zullen uitvoeren’. ‘Rechtens onaantastbaar’ betekent een uitspraak waartegen geen beroep of cassatie meer mogelijk is. Met andere woorden: de Raad zegt zich pas bij een rechtterlijk vonnis te zullen neerleggen als dat een absoluut eindvonnis is van het Hof of de Hoge Raad. Dit snijdt hout in relatie tot de financiering van Westenberg’s prodecure door de Raad die de Raad in feite tot procespartij maakt met alle rechten (hoger beroep, cassatie) van dien. Maar dan dringt zich de vraag weer op: tegen wie procedeer ik nu eigenlijk? Tegen de mens Westenberg? Tegen de Raad voor de Rechtspraak? Tegen de Nederlandse staat? Het is volstrekt onhelder. Een schande. Bovendien verandert deze interpretatie niets aan het beinvloeden door de Raad van de rechters; als een rechtbank een voor de Raad negatieve uitspraak doet zou de Raad die uitspraak kunnen desavoureren met als argument dat het nog geen ‘rechtens onaantastbaar vonnis’ is? Hiermee wordt de hogere rechter onmiskenbaar onder druk gezet.