web analytics

‘God’ Van Delden weet het beter dan zijn eigen rechter

VAN DELDEN: “HANDELEN KAT KAN NIET DOOR DE BEUGEL”

De affaire-Westenberg dreigt te gaan escaleren. De bobo’s van de rechterlijke macht met als ‘hoogste’ respresentant A. H. van Delden, de voorzitter van de Raad voor de Rechtspraak, scharen zich en masse achter de intimiderende vice-president van de Haagse rechtbank Hans Westenberg. Dit blijkt uit een brief die van Delden op 3 mei schreef aan het SP-tweede kamerlid Jan de Wit. De reden voor de Wit om deze brief te schrijven was om duidelijkheid te krijgen over hoe het kan dat de overheid alle proceskosten van Westenberg betaalt. Kunnen rechters te kust en te keur burgers (journalisten, advocaten zoals Westenberg doet) voor de rechter slepen op kosten van de belastingbetaler? Ja, dan kan!

Van Delden wijst op ‘afspraken’ die in 2004 gemaakt zijn door zijn Raad met de gerechten over claims en vorderingen tegen en door de Staat der Nederlanden/bestuurders, leden en personeel van de gerechten. Over de door Westenberg aangespannen procdure zegt van Delden: “Hier is sprake van een uitzonderlijk geval. Namens de betrokken rechter is, na daartoe strekkend advies van de Landsadvocaat, een procedure aanhangig gemaakt tegen een journalist, diens uitgever en de bron van de journalist. De bron, een advocaat en procureur, had aantijgingen geuit van ernstige aard die het aanzien van de rechter, het ambt en de rechterlijke macht schaden. De journalist heeft op geen enkele manier geprobeerd de juistheid van die aantijgingen te verifieren of zelfs maar de betrokkene of het betrokken gerecht de gelegenheid gegeven zich uit te spreken over (de onjuistheid van) de aantijging. In de door u genoemde procedure is het dus niet zo dat de Raad zich stelt achter het standpunt van de betrokken rechter. Het is veeleer zo dat de Raad en het betrokken gerechtsbestuur zelf zich op het standpunt stellen dat het handelen van de advocaat en van de journalist niet door de beugel kan en schadelijk is voor het functioneren van de rechtspraak. (…) Overigens is mij geen andere zaak bekend van een rechter die als eisende partij heeft moeten optreden in verband met zijn functie. Het gaat hier (gelukkig) om een zeer uitzondelijke zaak.”

Deze brief van van Delden was voor Micha Kat de aanleiding om de volgende email te sturen naar de Raad voor de Rechtspraak:

Geachte heer van Delden,

Via mijn advocaat kreeg ik in handen uw schrijven van 3 mei 2006, het antwoord op een brief van SP-tweede kamerlid J. de Wit.

In deze brief schrijft u: “De journalist heeft op geen enkele manier geprobeerd de juistheid van die aantijgingen te verifieren of zelfs maar de betrokkene of het betrokken gerecht de gelegenheid gegeven zich uit te spreken over (de onjuistheid van) de aantijging.”

Tevens schrijft u: “De Raad en het betrokken gerecht stellen zich zelf op het standpunt dat het handelen van de advocaat en van de journalist niet door de beugel kan en schadelijk is voor het functioneren van de rechtspraak.”

Bij vonnis van 14 december 2005 (zaak/rolnummer 216253/HA ZA 04-1275) ben ik door de rechtbank Rotterdam geheel en al gezuiverd van welke vorm van onrechtmatig handelen dan ook. Sterker: de meervoudige kamer heeft zelfs mijn reconventionele vordering toegewezen en expliciet duidelijk gemaakt dat mijn handelen als journalist geheel en al rechtmatig was en dat het bij uitstek mijn taak als journalist is misstanden binnen de rechterlijke macht naar buiten te brengen.

In het licht van voornoemd vonnis van ‘uw’ rechtbank meen ik dat uw diskwalificerende opmerkingen aan mijn adres niet gepast zijn. Dat de Raad stelt dat mijn gedrag ‘niet door de beugel kan’ acht ik zelfs een grove en ook onbegrijpelijke miskenning (desavouratie) van een rechterlijk vonnis. De niet-juridische formule ‘door de beugel’ leidt tot de vraag: volgens welk recht ‘niet door de beugel?’

Ik verzoek u bij deze met klem mij zo spoedig mogelijk te berichten dat u de twee boven geciteerde opmerkingen terugneemt en dat u expliciet verklaart dat het oordeel over mijn handelen zoals neergelegd in het genoemde Rotterdamse vonnis het enig juiste oordeel is zolang het niet wordt gebroken door een hogere rechter.

Met de meeste hoogachting,

Micha Kat
journalist

Print Friendly, PDF & Email
Share