DEMMINK: TERREUR EN ZELFS MOORD
MET HIERONDER DE VOLLEDIGE NIEUWE AANGIFTES TEGEN DEMMINK: MARTELING, VERKRACHTING, INTIMIDATIE
Hierboven deel 3 van de Demmink-persconferentie te Nieuwspoort op donderdag 3 juni. De waarheid, niets dan de waarheid en de hele waarheid: justitie in Nederland -en daarmee eigenlijk heel Nederland- is in de greep geraakt van een bende perverse, pedofiele en sadistische moordenaars onder leiding van Joris Demmink. We wijzen hierbij met klem op de misdadige rol van het elite-advocatenkantoor De Brauw Blackstone Westbroek waar partner en bestuurder Marc Ynzonides -zo luidt althans de beschuldiging van Chipshol-
de rechterlijke macht chanteert ten bate van zijn client Schiphol op basis van de pedo-kennis die hem wordt aangereikt door zijn kantoorgenoot en Demmink-advocaat Harro Knijff. Ynzonides gooit zonder aarzelen de hoorn op de haak als hij ter verantwoording wordt geroepen ynzonides.schiphol. Voor Knijff zie ondermeer hier en hier. HET KANTOOR HEEFT GEEN ENKEL WEERWOORD NET ZOMIN ALS DEMMINK ZELF!
Hieronder de twee aangiftes van eind mei 2010 tegen Joris Demmink:
AANGETEKEND
De Edelachtbare Heer mr. G.W. van der Burg Hoofdofficier van Justitie van het Landelijk Parket Postbus 395 3000 AJÂ Rotterdam |
Amsterdam, 25 mei 2010 | ||
Inzake | : | Aangifte Mustafa Y.
40472Â PL/pl |
Edelachtbare heer,
Op 15 september 2008 heb ik namens mijn cliënt Mustafa Y. aangifte gedaan bij de toenmalige hoofdofficier van justitie, mr. A.J.A.M. Nieuwenhuizen, tegen de Nederlandse Secretaris Generaal bij het Ministerie van Justitie, Joris Demmink, terzake verkrachting en seksueel misbruik van een Turkse jongen jonger dan 16 jaar. De persoonsgegevens van cliënt, alsmede de diverse namens cliënt aangeleverde bewijsstukken en mijn correspondentie met uw parket over de zaak is bij u bekend onder dossiernummer PL-NV-1326.
Aan de aangifte is een verklaring gehecht van de Turkse onderzoeksjournalist Burhan Kazmali aan wie cliënt zijn levensverhaal als straatjongen in Istanbul had verteld inclusief de traumatiserende gebeurtenis van zijn verkrachting en het seksueel misbruik dat van hem is gemaakt toen hij 12/13 jaar oud was (zie de bij brief d.d. 15 september 2008 overgelegde schriftelijke verklaring d.d. 12 december 2007 van B. Kazmali, de pp. 19-20).
Kazmali beschrijft hoe Mustafa Y. hem vertelde 12-13 jaar oud te zijn geweest toen hij werd benaderd door twee politiemensen en dat hij geen kans had gehad om hun verzoek te weigeren. Letterlijk vertelde hij hierover aan Kazmali:
“Omdat ik geen huis had waar ik naartoe kon en geen plaats had waar ik kon slapen, was het zwaar om te leven op de stadsmuren van Topkapi (—) Maandenlang waste ik mij niet, ik had geen mogelijkheid om de broek en de kleding die ik droeg te verschonen (— ) In die periode, toen ik zo’n 12-13 jaar oud was (—). Twee kameraden die ik niet kende en die ik niet eerder had gezien (waarvan ik later vernam dat het veiligheidsfunctionarissen waren) hebben mij opgehaald (—) Ze zeiden toen: wij staan achter jou, wij zullen voor je opkomen. We zullen bemiddelen zodat jij beter werk zult kunnen krijgen. Maar we gaan jou naar een plek brengen, we zullen je met iemand laten kennismaken, die gaat zich met jou bezighouden. (uit schaamte wil ik niet verder ingaan op hetgeen mij toen is verteld) Ik had ook geen kans om te weigeren. Ik was namelijk tot hen veroordeeld. Ik weet heel goed wat mij had kunnen overkomen als ik nee zou hebben gezegd. Ze zouden mij iedere dag ophalen en mij misschien wel delicten die ik niet heb gepleegd, in mijn schoenen schuiven, dat was mij namelijk al heel vaak overkomen. (—) Ik werd geconfronteerd met iemand die even oud was als mijn vader. Iemand met een flink en grof postuur, ik verstond niet wat zij bespraken, maar er stonden drankjes en vruchten op de tafel. Hij vroeg enkele dingen en ik maakte gebaren met mijn handen om duidelijk te maken dat ik hem niet had verstaan. Hij lachte hard. Hij keek alsmaar naar mij, hij keek niet naar de televisie en hij hield zijn ogen niet van mij af. Terwijl hij naar mij keek streelde hij ook zijn lichaam. Het was een goed geklede persoon, hij probeerde met zijn lichaamshouding en zijn gedrag iets aan mij duidelijk te maken. (— ) Op dat moment had ik zijn bedoeling al wel begrepen. Nadat die functionaris was vertrokken zijn er een aantal dingen gebeurd. We zijn namelijk samen in het bed gegaan en hij kuste en streelde mij onophoudelijk. Ik walgde van de man maar ik had geen keus… Nadat deze gemeenschap enige tijd had geduurd, heeft hij mij verleid. Ik heb die nacht twee keer een dergelijke gemeenschap gehad met deze persoon. Na verloop van een hele tijd ben ik naar mijn kamer gegaan en hij had mij ook behoorlijk veel geld gegeven, hij had Marken gegeven. De volgende dag ben ik zo rond de middag uit het hotel weggegaan, maar mij werd gevraagd om niet te ver weg te gaan. (—) de volgende dag is er niets gebeurd, later is mij gezegd dat wij met een andere automobiel naar de buurt van Izmir zouden gaan en dat ik mee zou moeten en ik ben met hen meegegaan. Onderweg heeft hij niet veel gesproken, hij zei alleen maar sommige dingen tegen degenen die hem beveiligden, af en toe keek hij mij aan en knipoogde naar me. We waren naar Bodrum gegaan. Het was de eerste keer in mijn leven dat ik buiten Istanbul kwam. Ik werd er vaak op gewezen dat ik over de naam en de identiteit van deze persoon met niemand mocht praten. Ik dacht bij mezelf, waarom zou ik daarover praten, zou ik aan Allah om mijn verdoemenis verzoeken. We waren naar een plaats dichtbij het centrum van Bodrum geweest. Tegen mij was gezegd dat ik een paar dagen in dat hotel zou blijven en dat mijn relatie met die persoon zou voortduren. Voordat we naar het hotel zijn gegaan hebben we gegeten in een plaats die leek op een zomerhuis, we waren daar met vier mensen. Drie waren buitenlanders en een was Turk. Ze hadden mijn identiteitskaart afgenomen, ze dachten zeker dat ik er anders misschien vandoor zou gaan, maar ik had sowieso geen mogelijkheid om ergens naar toe te gaan. (—) Vervolgens hebben ze mij naar het hotel gebracht waar wij zouden verblijven, je moest daar met een trap naar toe. Bij de ingang van het hotel ontstond een discussie tussen, ik geloof dat het medewerkers van het hotel waren, en de personen die bij mij waren. Ik wist niet wat er aan de hand was, maar de medewerkers van het hotel kon ik verstaan omdat zij Turks spraken. Ik vernam dat de persoon van wie ik inmiddels te weten was gekomen dat hij J.D. heette en in Nederland een belangrijk persoon was, bij de binnenkomst van de functionarissen die bij hem waren, aan het hotel een valse identiteit had opgegeven en dat hij met een identiteitsbewijs op naam van iemand anders in dat hotel willen verblijven. In verband met die persoon is de Gendarmerie ingelicht, maar ze hadden mijn situatie door of iemand heeft dat verteld en het hotelpersoneel zei ‘maak dat je wegkomt, jij bent een fl… ‘Ga jij hier samen met die mannen zijn? Ga weg of we roepen de gendarmerie’. Ik was bang, maar er was niets dat ik kon doen.†(pp 13-16 van de schriftelijke verklaring van B. Kazmali, bijlage 8)
Een op 10 januari 2008 door Kazmali van Mustafa Y. afgenomen interview, waarin hij bevestigd dat de door Kazmali hierover gepubliceerde feiten op waarheid berusten, is op videoband vastgelegd. Deze videoband kan in vertrouwen aan uw rechercheurs worden getoond, zo liet ik mr. Nieuwenhuizen eerder weten.
De oud-politiefunctionaris Mehmet K. wiens volledige naam vertrouwelijk aan uw parket ter beschikking kan worden gesteld, vertelde volgens dezelfde verklaring van Kazmali dat hij tussen 1995 en 1997 werkzaam is geweest bij de afdeling Beveiliging van de Directie van Politie te Istanbul. Hij kreeg in die periode de opdracht buitenlandse functionarissen gedurende hun verblijf in Turkije te beveiligen. In die hoedanigheid ontmoette hij ook de Nederlandse ambtenaar Demmink, zo heeft hij Kazmali verteld. Kazmali geeft in zijn verklaring van 12 december 2007 aan van K. het volgende hierover te hebben vernomen (de pp. 16-18):
“De mijnheer die voorafgaand aan de operatie Baybasin uit Nederland kwam, was de persoon die ik ken als degene waarover ik later heb vernomen dat hij Demmink heet. Er waren nog twee personen bij hem die van de Nederlandse politie waren, een van hen was iemand van de inlichtingendienst. Samen met drie collega’s hielden wij ons bezig met de beveiliging van de heer Demmink en van degenen die in zijn gezelschap waren. Waar zij ook heen gingen en met wie zij ook contact zouden opnemen, wij zorgden voor een veilige omgeving. Af en toe maakten wij bij de politie ook gebruik van burgervoertuigen met valse kentekenplaten. (—) Ik had de genoemde persoon echter maar drie keer tijdens zijn bezoeken aan Istanbul begeleid. Een keer op zijn echte naam, dat was Demmink, maar bij zijn tweede en derde bezoek maakten wij om veiligheidsredenen gebruik van valse namen, wij deden ons werk… de tweede komst van deze persoon was in 95, het zou ook begin 96 kunnen zijn geweest. Na een aantal besprekingen te hebben gevoerd in Gayrettepe was er in hotel Akgün in Topkapi voor deze persoon een kamer gereserveerd onder een andere naam. Ze hebben toen in de lobby van dat hotel op de eerste dag van zijn verblijf een bespreking gehad met een aantal functionarissen van het Nederlandse Consulaat. Ze hadden daar besprekingen met hoge politiechefs waarvan ik op dit moment de namen niet wil noemen. De inhoud van een belangrijk deel van die besprekingen had betrekking op Hüseyin Baybasin, maar het was ook sowieso niet onze taak om daar naar te luisteren. Op vrijdag na afloop van dit soort werkzaamheden en bijeenkomsten verbleef deze persoon als ik mij niet vergis in een mooie kamer op de bovenste etage, met uitzicht op Fındıkzad.
(—)
Ik heb met de heer Demmink geen enkel woord gewisseld. (—) Hij heeft mijn collega naar zijn kamer ontboden en had tegen hem gezegd dat hij klaar was met zijn werkzaamheden en dat hij een paar dagen door Turkije wilde reizen en plezier wilde maken, dat hij overdag oudheden en toeristische plaatsen wilde bezoeken en dat hij ‘s avonds uit wilde gaan (—)
Ik heb tegen mijn collega gezegd: ‘kom en laten wij hier van af zien en laten we dat aan onze Directeur laten weten’ en dat hebben we ook gedaan.
Maar het antwoord dat wij van hem kregen was dat we alles moeten doen wat die man van ons vroeg. Ze hadden gezegd dat hij een belangrijk persoon was. (—) de man (—) zei dat hij de liefde wilde bedrijven met iemand van het mannelijke geslacht. (—) De werkelijke bedoeling van deze persoon, zijn leeftijd, was om geslachtsgemeenschap te hebben met een jongetje.(—) hem is op een gepaste wijze gevraagd wat voor man hij dan wilde hebben. (—)
Ik dacht aan de stadsmuren van Topkapi. Ik ben daar in mijn eentje naar toe gegaan, de auto was een burgerauto met een vals kenteken. Op de muren van de citadel heb ik een van de als drugsverslaafde, ver van de maatschappij staande, als ‘straatkinderen’, kinderen van onder brug bekend staande kinderen gevonden met een strafblad vol diefstallen, die ik nog kende van toen ik nog op andere plaatsen in functie was. Ik denk dat hij toen zo’n 14 of 15 jaar oud was. Hij had op die leeftijd wel het een en ander op zijn kerfstok, maar hij had nog niet in de gevangenis gezeten. Ik heb hem bij mij geroepen en ik hem gezegd dat er een klusje voor hem was. Ik heb hem gezegd dat hij binnen een paar dagen zelfs geld zou kunnen krijgen. Deze persoon had in het verleden ook al eens homoseksuele penetraties met anderen gehad. Ik heb hem over het geval verteld, hij ging akkoord. Het is in ieder geval beter dan op de muren van de citadel te slapen, zei hij. (—) Die persoon kent u trouwens ook. Voordat ik hem naar het hotel bracht is hij in het hotel gewassen, geschoren etc. we hebben hem kleding aan gegeven die de obers gebruiken en op de zaterdagavond heeft hij hem in zijn kamer ontboden en hebben ze in de kamer samen gegeten… Ik denk dat het rond 02.03 was dat de jongen uit de kamer kwam en de kamer ernaast is binnengegaan. Wij hebben aan hem gevraagd wat er was gebeurd, aanvankelijk wilde hij het niet vertellen, maar op ons aandringen heeft hij gezegd dat zij samen waren geweest en seks hadden bedreven. Hij had dollars of Marken in zijn zak, ik weet het niet zeker maar zondagochtend zei de jongen tegen ons dat hij wat kleding zou gaan kopen en dan terug zou komen en hij zei: “hij wil mij maandag mee naar Izmir nemen en ik wil meegaan.â€Â Wij waren bang om net als de jongen in de problemen te komen en mijn collega is hem gevolgd en een paar uur later kwam hij terug met nieuwe kleren. Zondag zijn ze ook weer bij elkaar geweest en na een paar uur samen te zijn geweest ging hij naar zijn eigen kamer. (—) Op maandag is de persoon met een voertuig waarvan wij wisten dat het toebehoorde aan het Nederlandse Consulaat samen met de jongen, die hij meenam, naar Izmir, KuÅŸadası, Bodrum en omgeving gegaan.â€
In een op videoband vastgelegd interview bevestigt ook K. dat hij de publicaties van Kazmali over zijn ontboezemingen had gelezen en dat Kazmali hierover de waarheid had geschreven. Samengevat specificeert K. in dit interview dat het betreffende straatkind indertijd zo’n 12 jaar oud was en erg bang. Bovendien ging het niet alleen om deze jongen, maar had hij in zijn functie ook nog een andere jongen geregeld voor de heer Demmink. Deze videoband kan aan uw rechercheurs worden getoond en vertrouwelijk worden overhandigd.
Necdet Menzir, oud politiechef van Istanbul, bevestigt tegenover Burhan Kazmali dat Demmink in de jaren negentig Istanbul bezocht en dan beveiligd werd door zijn veiligheidsmensen. Volgens genoemde verklaring van Kazmali vertelde hij het volgende:
“DAN KOMEN WE aan de zaak J. Demmink… De naam van die man heb ik erg vaak gehoord. Ik kan me de exacte datum niet meer herinneren maar in die jaren verzorgde onze veiligheidsdienst zijn beveiliging… In het verleden, ook al voor de jaren 1995, hoorde ik af en toe dat hij weer in Turkije was geweest. Ik vermoed dat hij een nauwe band met Turkije had, maar wij konden niet weten wat zijn bedoelingen waren, ik wilde het ook niet weten.
Voor zover ik weet is het wel zo dat hij onderzoek deed in de zaak Baybasin en dat hij zich bezighield met onderzoek naar diens bezit en vermogen in Turkije en de plaats waar zijn roerende en onroerende bezittingen zich bevonden. Op dit moment wil ik geen namen noemen maar hij schijnt gesprekken te hebben gevoerd met de politici van destijds, leiders op het hoogste ministeriële niveau en met een aantal mensen van de MIT. Zelfs als tussen onze collega’s, die inmiddels uit de organisatie zijn omdat zij zijn gepensioneerd of die zijn overgeplaatst naar andere plaatsen, deze onderwerpen af en toe ter sprake kwamen, stelden wij elkaar de vraag wat die J. Demmink toch van plan was en waarom hij zich toch zo van nabij met Turkije bezig hield. Ik wil mij hier ook niet al te veel in verdiepen want de waarnemingen waren vaak niet erg chic, het ging om zaken die niet zouden moeten gebeuren. Maar helaas hebben sommige collega’s binnen onze organisatie voor deze persoon een aantal diensten verricht, u mag ze zelf benoemen. Zelfs in die jaren spraken wij al van een ’PEDOFIEL’, mijn opvoeding staat mij niet toe om dit uit te spreken. Ik heb hem trouwens maar een of twee keer gezien en kort met hem gesproken (—)
Bekend was dat Demmink, wiens naam in Turkije in verband werd gebracht met seksschandalen, in de jaren 1995 tot 2000 met gebruikmaking van verschillende namen in Turkije is geweest. (het verhullen van iemands werkelijke identiteit is iets dat om veiligheidsredenen wel vaker gebeurde) De politie in Istanbul verleende hem vanzelfsprekend beveiliging, zowel bij zijn officiële als ook bij zijn niet officiële bezoeken. Met die zaken hield de afdeling beveiliging zich bezig. Wij deden het nodige voor zijn officiële- en zijn privé-bezoeken. Demmink was ook nauw betrokken bij de zaak Baybasin. Ik had gehoord dat Tansu Çiller diverse malen met het Nederlandse Ministerie van Justitie heeft gesproken. Het heeft uiteraard een behoorlijke schok veroorzaakt dat Baybasin de naam van Tansu Çiller in verband bracht met de drugshandel. Maar ik ben zelfs niet in staat om te beoordelen of deze uitspraak op waarheid berust of niet. Maar kijk, ik zal iets zeggen, ik weet niet of dit juridisch mogelijk is of niet. De besprekingen tussen Ferruh TankuÅŸ en Demmink, TankuÅŸ en Hillenaar en alle besprekingen met de buitenlandse politiemensen die vanuit Nederland naar Turkije zijn gekomen, zijn opgenomen op geluidsbanden met de bedoeling dat ze later zouden kunnen worden ontcijferd. (—) Dit is wat ik te zeggen heb.†(de pp. 3-6 van de schriftelijke verklaring van B. Kazmali, bijlage 8)
Tot op heden is vanuit uw parket geen actie ondernomen naar aanleiding van deze aangifte, ondanks het gegeven dat alle genoemde drie getuigen en de aangever zich bereid hebben verklaard nadere vragen van justitie over hun verklaringen te willen beantwoorden: Necdet Menzir en de oud politieman Mehmet K. middels een officieel rogatoir verhoor in Turkije, de journalist Burhan Kazmali en de aangever Mustafa Y. in een verhoor in Turkije of in Nederland. Bij brief van 24 oktober heb ik uw parket ook nog eens in het bezit gesteld van het proces-verbaal d.d. 5 november 2008 van het verhoor van Burhan Kazmali door de Officier van Justitie te Fatih. In dit verhoor bevestigt Kazmali onder ede dat al datgene wat hij over deze zaak publiceerde hem door Mustafa Y., Mehmet K. en Necdet Menzir is verteld. Hij geeft in dit verhoor aan dat hij van geen van de geciteerde getuigen, na zijn publicaties over hun verklaringen, ooit een ontkenning of verzoek om rectificatie heeft ontvangen. Integendeel, na zijn publicaties over de zaak hebben Mustafa Y. en Mehmet K. nog eens op video bevestigd dat alles wat Kazmali over hun verklaringen had gepubliceerd, op waarheid berustte. De aan de aangifte van Mustafa gehechte verklaring van Kazmali is conform aan deze publicaties.
Omdat mr. Nieuwenhuizen daarop stond, heeft Mustafa Y. zich bereid verklaard nadere vragen over zijn aangifte in Nederland te komen beantwoorden. Na deze bereidverklaring heeft zich een nog steeds niet beëindigde discussie voortgesleept tussen mij en de hoofdofficier over de voorwaarden waaronder een dergelijk verhoor zou moeten plaatsvinden.
In mijn brief van 7 april 2010 schreef ik mr. Nieuwenhuizen welke informatie ik van de journalist Kazmali had ontvangen over de bedreigingen in Turkije aan het adres van Mustafa Y. en Mehmet K. Beiden waren benaderd en aan Mustafa was gezegd dat hij financieel ondersteund zou worden als hij de aangifte tegen Demmink zou intrekken, maar dat hij ‘niet met rust zou worden gelaten’ als hij dat niet deed. Vanwege deze bedreigingen heb ik uw parket bij herhaling verzocht om beveiliging van Mustafa gedurende zijn verblijf hier in Nederland tijdens het voorgenomen verhoor (zie mijn brieven van 7 april 2009 en de bijgevoegde e-mails van 30 januari 2009 en 16 maart 2009 van Kazmali aan mij, alsmede mijn brieven van 6 Juli 2009 en 27 augustus 2009) . Ondanks deze berichten heeft Mr. Nieuwenhuizen de verzochte beveiliging echter geweigerd met het argument dat het hier NEDERLAND was (zie zijn brief aan mij van 27 november 2009). Deze weigering is voor mij onbegrijpelijk gezien de soms vergaande beveiligingsmaatregelen waarmee getuigen in andere strafzaken worden omringd. Een wel heel cynisch karakter krijgt deze weigering in het licht van de latere mededelingen van Mustafa over wat hem sedert zijn aangifte in Turkije is overkomen, waarover hieronder meer.
De andere door Mustafa Y. gestelde voorwaarde, te weten dat zijn Nederlandse en Turkse advocaat in staat worden gesteld bij zijn verhoor hier in Nederland aanwezig te zijn, is evenmin gehonoreerd door uw voorganger mr. Nieuwenhuizen.
In mijn brief van 6 juli 2009 heb ik uw parket uitgelegd dat de aanwezigheid van Mustafa’s cliënten bij het door uw rechercheurs af te nemen verhoor de objectieve waarheidsvinding eerder zal bevorderen dan schaden. Gezien de positie van de aangeklaagde is de vrees van cliënt immers niet geheel ongerechtvaardigd dat van de zijde van de politie –werkzaam in opdracht van justitie waarvan thans de hoogste ambtenaar wordt aangeklaagd – ongeoorloofde beïnvloeding op hem zou kunnen worden uitgeoefend tijdens het verhoor. Hiermee, zo schreef ik, werd niet gedoeld op de integriteit van de individuele ambtenaren die het verhoor zouden gaan afnemen. Hun namen waren toen niet eens bekend aan cliënt en zijn verdediging. Het ging erom, zo schreef ik, dat de onafhankelijkheid en objectiviteit van het door cliënt verzochte onderzoek structureel en van aanvang aan zoveel als mogelijk werd gewaarborgd teneinde verwijten over en weer achteraf te voorkomen. Hieraan kan de aanwezigheid van cliënts advocaten bij het voorgenomen verhoor alleen maar bijdragen. Om dezelfde reden verzocht ik uw parket het voorgenomen verhoor van cliënt van begin tot eind op video- en geluidsband vast te leggen. Om aan de bezwaren van mr. Nieuwenhuizen tegen de aanwezigheid van de advocaten tegemoet te komen, heb ik in mijn brief van 27 augustus in aansluiting op het Protocol Studioverhoren, behorend bij de Aanwijzing Opsporing en Vervolging inzake Seksueel Misbruik voorgesteld, dat cliënt een zogenaamd studioverhoor zou worden afgenomen, waarbij zijn advocaten het verhoor zouden volgen vanuit de regieruimte, dat wil zeggen buiten het gehoor en gezichtsveld van cliënt en verhorende rechercheurs en dus zonder enige mogelijkheid van beïnvloeding. Ook dit voorstel is door mr. Nieuwenhuizen op voor mij onbegrijpelijke gronden afgewezen. Voor de argumenten over en weer volstaat het naar de gevoerde correspondentie te verwijzen.
Voor cliënt en zijn verdediging was het eind 2009 helder dat uw parket in deze kwestie niet van zins was in deze zaak ook maar een begin van verantwoordelijkheid te nemen door een onderzoek van de aangereikte feiten.
Ik heb mij gezien deze houding van uw parket genoodzaakt gezien het verhoor van Mustafa over zijn aangifte en de daarop volgende gebeurtenissen aan een derde toe te vertrouwen. Dit verhoor is afgenomen door Klaas Langendoen, wiens rapport over zijn verrichtingen in deze als productie aan deze brief is gehecht inclusief de letterlijke transcriptie van het verhoor in beëdigde Nederlandse vertaling (prod 1: vertaling uit het Turks van het transcript van het gesprek met het 1e jongetje MY op 13 december 2009). Het verhoor is van aanvang tot eind door middel van twee videocamera’s geregistreerd. Uw rechercheurs zijn welkom op mijn kantoor om de betreffende opnamen te bekijken. Ook kan vertrouwelijk een kopie van de opnamen aan uw rechercheurs ter beschikking worden gesteld. De originele opnamen van het verhoor bevinden zich in een kluis op een geheime plek ten behoeve van eventueel ooit gewenst authenticiteitsonderzoek. Hetgeen Mustafa in dit verhoor verklaart over hetgeen hem is overkomen in 1995/1996 én na de aangifte in september 2008 is ronduit schokkend.
Allereerst wijs ik u op p. 11 van bedoelde Nederlandse transcriptie, waaruit blijkt dat Mustafa de foto van Joris Demmink zonder aarzeling kiest uit een reeks van 8 foto’s van Nederlandse heren van vergelijkbare leeftijd. Ook herkent hij Mehmet K. als de veiligheidsagent die hem bij Demmink bracht en die hem begeleidde naar en na afloop van zijn ontmoetingen met Demmink. Tijdens het verhoor was Mustafa zeer emotioneel. Hij vertelde via de tolk dat hij iedere keer wanneer er in het gesprek stiltes vielen weer duizend doden stierf, omdat hij het gebeurde dan weer herbeleefde. Hij verontschuldigde zich voor het feit dat hij zich vanwege de emoties niet altijd even precies uitdrukte. (zie prod. 1, p. 11) Hij verklaart tegenover Langendoen dat hij zo’n anderhalf jaar geleden Burhan Kazmali had ontmoet en dat die zijn vertrouwen had weten te winnen en dat hij hem daarom tot in de kleinste details deelgenoot had gemaakt van wat hem toen als minderjarig straatjongetje was overkomen (zie prod. 1, p. 2). Mustafa legt uit tot op heden de psychische gevolgen te ondervinden van wat hem toen is overkomen. Hij had gedacht dat zijn huwelijk en de kinderen die hij sindsdien heeft gekregen hem zouden helpen over dit jeugdtrauma heen te komen. Hij geeft echter aan nog altijd problemen te hebben in zijn seksuele beleving vanwege de diepe schaamte over wat hem als kind was overkomen (zie prod. 1, p. 4).
Heftige emoties komen ook boven als Mustafa vertelt over wat hem en zijn gezin is overkomen na de in Nederland ingediende aangifte tegen Demmink en de publicatie door Burhan Kazmali van zijn levensverhaal. Hij is toen benaderd door Emin Arslan, op dat moment nog steeds een hooggeplaatste Turkse politiechef. Ik schreef uw voorganger mr. Nieuwenhuizen al dat deze zelfde Emin Arslan sedert september 2009 is gedetineerd wegens verdenking van betrokkenheid bij grootschalige drugshandel (zie mijn brief van 28 oktober 2009, prod. 2). Mustafa beschrijft Mehmet Emin Arslan als volgt: “Mehmet Emin Aslan, die eerloze, die heeft mijn leven de vernieling in geholpen. Meneer de plaatsvervangend politiechef. Meneer Mehmet Emin Aslan, kunt u zich voorstellen, zo’n functie, hij zou dus mijn leven gaan redden. In plaats daarvan heeft hij mijn leven de vernieling in geholpen (—)
Na deze berichten, anderhalf jaar geleden dus, begon hij (Mehmet Emin Aslan) met bedreigingen, wilde hij dat ik wat Burhan Kazmali zei als leugen zou bestempelen. (—)
hij zei ook: ik ben bereid je het dubbele te geven van wat hij je geeft als hij jou iets geeft. Ik kan je tien jaar lang huisvesten. Je moet journalisten niet vertrouwen, dat zijn leugenaars. Hij zei: als je precies het tegenovergestelde beweert van wat hij zegt, dan zorg ik dat je een goed leven hebt. Ik heb toen gezegd dat alles wat gezegd is waar is, dat geen enkel detail gelogen is, dat is wat ik hem heb verteld. Hij zei: straks vinden ze je lijk nog op een vuilnisbelt, waar je ook naar toe vlucht in Turkije, ik laat je niet in leven.(—)(zie prod 1: pp. 4 en 5)
Mustafa vertelde verder dat Arslan vervolgens in Bursa, waar hij toen met zijn gezin woonde, mensen heeft betaald om geruchten, roddels over hem te verspreiden, dat hij een flikker zou zijn, een dief, etc. Na op grond hiervan ontslagen te zijn bij zijn vorige werkgevers is hij uiteindelijk met zijn gezin in een afgelegen dorpje terecht gekomen, waar hij met zijn gezin in een soort van stal woont zoals hij het zelf uitdrukte, en voor een ouder boerenechtpaar werkt (prod. 1: pp. 5 en 8).
Mustafa gaf aan: “Nadat ik had kennisgemaakt met Mehmet Emin Aslan (—) kwamen allerlei mensen op een gegeven moment die zeiden van: we gaan je helpen, we zorgen dat het weer in orde komt met je leven, als je maar zegt bij het OM dat wat je hebt verteld aan Burhan Kazmali niet waar is, dat Burhan Kazmali je heeft gebruikt. De verwondingen aan mijn been zijn gebeurd toen ik bij de benzinepomp werkte. Er is tussen Orhaneli en de boerderij een pad van ongeveer 7 km. Mijn bazen stuurden me af en toe naar Orhaneli, het is een looppad door het bos, het is een afgelegen weggetje, en als mijn werkgevers mij naar Orhaneli stuurden om iets te halen, dan ging ik lopend drie kwartier heen en drie kwartier terug. Een afgelegen weggetje. Drie personen hebben daar mijn weg versperd, een grote spijker in mijn been geduwd net zo lang tot ik begon te schreeuwen, te huilen en te smeken, ik probeerde natuurlijk tegen te stribbelen, ik heb ook gescholden op ze, ik heb ook gezegd dat alles wat ik heb gezegd helemaal waar is en zei zeiden dat als ik niet zou doen wat ze mij zeiden, ze mijn gezin iets zouden aandoen. En ze hebben me met de dood bedreigd. Dit heb ik nooit verteld aan mijn vrouw. Ik wilde niet dat zij bedroefd zou zijn. Vijf zes maanden daarna… ik ontving toen geld van het provinciebestuur, een soort sociale hulp van 300 lira per maand, toen ik niet thuis was, is iemand aan de deur geweest en die persoon heeft naar mij gevraagd met de mededeling dat ze waren gekomen voor hulp en mijn vrouw heeft toen gezegd dat ik in de stad was. Die personen zeiden: we komen morgen zo rond de klok van 9, 10 weer terug en we gaan dan met uw man ergens naar toe om behulpzaam te zijn, we gaan u helpen. De volgende dag kwam iemand in pak die er heel netjes uitzag en die zei: kom, we gaan je helpen om rond te kunnen komen, voor je levensonderhoud, we gaan je kolen geven. Ik zocht er helemaal niets achter omdat ik sowieso hulp verwachtte van het districtsbestuur. Ik ben in vertrouwen ingestapt. Op een gegeven moment zijn we vanuit Orhaneli vertrokken richting Kestel en na Bursa richting Yalova zijn ze de zijweg naar het dorp Sugoren in gereden.
Voordat we bij Sugoren aankwamen stapte bij het benzinestation een vaag type, bebaard, lang haar, ook in de auto. Totdat die persoon was ingestapt had ik geen enkel wantrouwen. Ze zeiden: er is een brief voor jou van Mehmet Emin Aslan. We hadden je gewaarschuwd dat we je niet zouden laten leven, we zeiden toch dat we je leven zouden vergallen, en voordat ik iets kon zeggen pakte de ene me beet, drukte heel hard tegen mijn kaken, en zei van: haal je tong tevoorschijn. Dat wilde ik niet, dus die man in pak heeft toen mijn tong uit mijn mond getrokken. In de tussentijd – ik wilde dat natuurlijk niet , ik probeerde me te verzetten – kreeg ik allemaal klappen op mijn buik, op mijn lichaam, En die bebaarde man heeft toen met een scheermes in mijn tong gesnedenâ€. (Mustafa op p. 12 van zijn verklaring, prod. 1)
Bovenvermelde feiten moeten worden onderzocht, zo lijkt mij. Een rechtsstaat als Nederland pretendeert te zijn, kan zich niet permitteren, dat ook maar een fractie waar zou zijn van wat Mustafa verteld over één van de hoogste vertegenwoordigers van ons Ministerie van Justitie zonder dat dit zou worden onderzocht. Het gaat hier om een aangifte niet alleen van verkrachting en seksueel misbruik van een weerloze jongen jonger dan 16 jaar, maar tevens om het misbruik van een hoge ambtelijke positie om deze delicten te kunnen plegen. De daarop volgende meer recente ernstige intimidatie van het slachtoffer om zijn aangifte tegen deze Nederlandse justitieambtenaar in te trekken, heeft plaatsgevonden door een hooggeplaatste Turkse politieman met wie het Nederlands Ministerie van Justitie en de daaraan verbonden ambtenaren regelmatig beroepsmatig contact hadden. Naast overtreding van de artikelen 242 en 245 Sr, verkrachting en seksueel binnendringen bij iemand beneden zestien jaar, is hier sprake van ondermeer de delicten strafbaar gesteld in de artikelen 47 jo. 285a, 303 en mogelijkerwijs 308 en 309 Sr, (het uitlokken van) het belemmeren van de uitingsvrijheid van personen en mishandeling al dan niet in de uitoefening van enig ambt gepleegd. Ook van deze thans nieuw opgekomen strafbare feiten doe ik hierbij namens cliënt aangifte tegen Joris Demmink alsmede tegen mogelijke Nederlandse NN medeplegers.
Ik hoop thans op korte termijn van uw parket te vernemen dat er onderzoek naar de feiten wordt ingesteld en dat Mustafa onder de door hem gestelde voorwaarden in Nederland nader zal worden verhoord, bij gebreke waarvan ik mij namens cliënt zal moeten wenden tot het Gerechtshof met het verzoek uw parket te bevelen tot vervolging over te gaan.
Hoogachtend,
Adèle van der Plas
Het betreft hier een uitbreiding van de eerdere aangifte van Mustafa Y. Hieronder de aangifte van een nieuw slachtoffer:
AANGETEKEND
De Edelachtbare Heer mr. G.W. van der Burg Hoofdofficier van Justitie van het Landelijk Parket Postbus 395 3000 AJÂ Rotterdam |
Amsterdam, 25 mei 2010 | ||
Inzake | : | Aangifte Osman B.
40489Â PL/pl |
Edelachtbare heer,
Hierbij doe ik u een klacht tevens aangifte toekomen van Osman N. B. tegen de Nederlandse Secretaris Generaal bij het Ministerie van Justitie Joris Demmink terzake jegens hem gepleegde strafbare feiten in Turkije in of omstreeks 1997 (prod. 1).
Cliënt heeft op 12 december 2009 in Istanbul tegenover Klaas Langendoen een verklaring afgelegd over hetgeen hem 12 jaar geleden is overkomen, toen hij als 14-jarige in een hotelkamer in Edirne is verkracht,  en de psychische schade die hij daarvan heeft ondervonden. De beëdigde Nederlandse vertaling van dit door Langendoen afgenomen verhoor gaat hierbij, gehecht aan een verklaring van Langendoen over het verhoor (prod. 2). Het verhoor is met behulp van twee videocamera’s geregistreerd. Uw rechercheurs kunnen op mijn kantoor deze video bekijken en desgewenst daarvan ook vertrouwelijk een kopie ontvangen.
Cliënt is bereid zijn klacht en aangifte in Nederland nader toe te lichten onder de voorwaarden dat hij wordt beveiligd zolang hij voor dit verhoor in Nederland verblijft en dat zijn Nederlandse en Turkse advocaat het verhoor (vanuit eventueel een regiekamer) kunnen volgen.
Zijn aangifte houdt samengevat het volgende in:
p. 1 Â Â Â Â Mijn naam is Osman B.. (—)
Ik ben geboren in Bursa I. (—) op –, — — (—)
p. 3     Het gaat uiteindelijk om iets wat mij is overkomen als kind. Iets wat slecht is     voor mij. (—) Ik was ongeveer veertien jaar oud toen. (—)
p. 4     Zoals ik al heb gezegd was dat twaalf jaar geleden. Omdat ik ondeugend was, liep ik wel eens weg van huis (—) Ik had toen een kennis, politieman Mehmet. Als er iets was voorgevallen was hij degene die kwam. Ondanks het feit dat we kinderen waren, waren de dingen die we deden wel strafbaar maar hij heeft ons nooit geslagen of in de cel gezet. Het was iemand die altijd met goede raad kwam en ons altijd zei dat we ons niet zo moesten gedragen. Ik en de andere jongens mochten politieman Mehmet omdat hij op een bepaalde manier ons altijd beschermde. Als we zeiden dat we honger hadden, dan stak hij ons wat geld toe. Als we iets wilden of ergens trek in hadden als kind, dan gaf hij ons geld zodat we dat konden kopen. En wij vroegen ons nooit af waarom die man zich zo goed gedroeg naar ons toe en waarom hij ons altijd geld gaf. In de dagen erna zei hij tegen mij dat hij mij zou voorstellen aan iemand die heel rijk was en van kinderen hield. Er is een rijk iemand, hij is een vriend van mij, hij houdt van kinderen, ik wil jou voorstellen aan hem. Ik heb dat toen geaccepteerd. Op een dag is hij samen met die man verschenen. De man was werkelijk vrijgevig, hij vroeg of we iets wilden, hij aaide me over het hoofd, hij lachte me toe. Ik en de andere kinderen dachten toen dat deze man dit alleen maar deed omdat hij echt van kinderen hield. Hij kwam met een auto naar onze buurt, hij had ook een chauffeur en die was volgens mij tegelijkertijd ook zijn lijfwacht. Hij bracht mij bijvoorbeeld naar zaken waar je een hapje kon eten, of naar restaurants, we gingen ook wel eens naar de lobby’s van hele mooie hotels. (—) Op een dag kwam hij weer met zijn auto en chauffeur naar onze buurt. Hij zei dat we die dag weer naar een mooie plaats zouden gaan. Ik ben in zijn auto gestapt. We zijn behoorlijk lang onderweg geweest. We zijn gereden naar de stad Edirne. (—) Het was een vrij lange rit. Uiteindelijk zijn we in Edirne naar de lobby gegaan van een mooi hotel. Op een gegeven moment zei hij dat het laat was geworden en dat het beter was om niet gelijk terug te keren en hij heeft toen een kamer geboekt in dat hotel, staat me nog bij. Ik ben met die meneer naar de hotelkamer gegaan, we zouden in dezelfde kamer verblijven. Ik weet niet wat hij aan de receptie heeft verteld, maar ik heb wel gezien dat hij een behoorlijk bedrag heeft betaald. We zijn naar zijn kamer gegaan en ik had ook wat alcohol gedronken, ik weet niet meer wat; ik was nog maar een kind dus ik was ook een beetje duizelig. Het was vrij laat, als ik me niet vergis was het na middernacht. Hij was ook behoorlijk aangeschoten, dronken. Hij zei: kom, laten we naar bed gaan, gaan slapen. Vervolgens begon hij mij ook te aaien over mijn hoofd. Hij begon dingen te doen die ik niet wilde, en begon me aan te raken op bepaalde plekken van mijn lichaam. Deze man was ook behoorlijk oud. Ook als hij niet oud was geweest, waren het dingen die ik als kind nog niet wilde. Toen hij me begon te betasten op mijn lichaam, ben ik agressief geworden, probeerde ik te vluchten en ben ik weggelopen richting badkamer. Ik ben de badkamer ingegaan, de badkamer weer uitgegaan, en gaan lopen richting de deur. Ik weet niet hoe dat is gegaan, maar zijn chauffeur kwam ook ineens plotseling binnen. Hij zei op harde toon: doe wat deze man je zegt. Hij zei: verzet je niet tegen hem, anders loopt het slecht af. Ik ben toen bang geworden, ik was nog maar een kind. Die nacht zijn er dingen gebeurd die ik niet wilde. Ik ben seksueel misbruikt, om open te zijn.
p. 15Â Â Â (KL:Â Â Â Ja? Wat zei de chauffeur?) (—)
Toen hij voor me bleef staan, bleef ik ook staan. Hij zei: waar ga je naar toe? Ik zei: ik wil weg. Hij zei: je kan niet weg, je moet doen wat deze man je vraagt. Hij zei dit op harde toon en zei: anders loopt het slecht met je af. (—)
Het was niet nodig om mij fysiek tegen te houden. Hij zag er heel sterk uit, en ik was uiteindelijk nog maar een kind. (—)
(KL:   Oké. Kon hij ontsnappen op dat moment?)
Aan zo’n persoon niet, want hij stond voor de deur.
(KL:Â Â Â Maar als hij had kunnen ontsnappen, dan was hij ontsnapt?)
Jazeker, dan was ik gevlucht.
(—) Ja, omdat ik bang was heb ik vervolgens niet meer geprobeerd om te vluchten nadat ik deze man had gezien. Ik dacht: iemand die dit kan, kan mij ook vermoorden. (—)
p. 13Â Â Â Dat hij me over mijn hoofd aaide vond ik normaal, maar wat hij daarna deed dat was helemaal niet normaal. (—)
(KL:Â Â Â Ik heb respect voor de moeilijkheid van het beantwoorden van vragen, maar ik moet toch wat vervelende en heel intieme vragen stellen. Het zijn vervelende vragen, daar ben ik me terdege van bewust, (—) maar is meneer Demmink met zijn geslachtsdeel in het lichaam van meneer geweest?)
Antwoord: Ja
p.14    (KL:   Nog een vervelende vraag. Weet hij…. kan hij vertellen of meneer Demmink een zaadlozing heeft gehad in zijn lichaam?)
Om eerlijk te zijn had ik toen mijn ogen dichtgedaan en ik dacht ‘laat maar gebeuren wat moet gebeuren’ omdat de chauffeur binnengekomen was en boos geworden was op mij. Ik heb mij toen niet verzet omdat ik bang was.
p. 16Â Â Â Hij is gaan slapen. (—)
Demmink. (—)
Ik ben gaan liggen, maar ik kon niet slapen. (—)
p. 5Â Â Â Â Â Ik weet dat hij mij in de ochtend een bundel geld gaf. Met die bundel geld zijn ik, die oude man en zijn chauffeur uit het hotel vertrokken en zijn we teruggekeerd naar Istanbul. (—)
p. 17Â Â Â Ze hebben me afgezet in de wijk waar ik woonde.
Aan cliënt zijn 8 foto’s voorgelegd waaruit hij zonder aarzeling de foto van Joris Demmink aanwees als diegene die hem had verkracht. Ook herkende hij de veiligheidsbeambte Mehmet K. die ook Mustafa Y. bij Demmink had gebracht als de Mehmet waarover hij in dit verband sprak.
De door cliënt in zijn verklaring beschreven feiten houden verkrachting in, strafbaar gesteld in artikel 242 WvSr en het seksueel binnendringen bij iemand beneden 16 jaar, strafbaar gesteld in artikel 245 WvSr. Namens cliënt wordt voor beide feiten hierbij tegen Joris Demmink aangifte gedaan. Productie 1 betreft de door cliënt op 12 december 2009 in bijzijn van en op het kantoor van zijn Turkse advocaat Berzan Ekinci ondertekende schriftelijke klacht wegens artikel 245 en aangifte wegens beide feiten.
In afwachting van uw berichten,
hoogachtend,
A.G. van der Plas |