De ‘kluisverklaring’ van Fred Teeven
Deze website heeft de hand weten te leggen op de -in kleine kring- beroemde ‘kluisverklaring’ van Fred Teeven. Eerder was deze verklaring reeds in handen gekomen van EenVandaag waardoor dat programma met de fameuze Demmink-uitzending van 13 juni 2007 durfde te komen. Deze verklaring (12 april 2007) betreft een extreem geheim verhoor van Teeven waarover niets mocht worden vastgelegd. Het verhoor vond plaats in de zaak tegen de oud-BVD’er Paul H. die geheime informatie zou hebben ‘verkocht’ aan Mink K. Deel van deze informatie zou het jusitiele pedofielen-netwerk betreffen dat werd vervolgd in het Rolodex-onderzoek. Nog recent zei Teeven tegen HP/de Tijd dat hij niets weet van pedofielen bij Justitie.
Fred Teeven: “Er is ooit een strafrechterlijk onderzoek in 1998 geweest. Hierbij ben ik geen zaaksofficier van justitie geweest. Dit zou raakvlakken kunnen hebben met dit onderzoek.”
Q: Om wat voor onderzoek ging het?
Fred Teeven: “Het ging om een onderzoek van de Rijksrecherche en de zedenpolitie. Dit onderzoek was tegen niet nader te noemen verdachten in het kader van misbruik van minderjarigen.””
Q: Waarom deed de Rijksrecherche dit onderzoek?
Fred Teeven: “Omdat er verdenkingen tegen hoge vertegenwoordigers uit het overheidsapparaat waren.”
Q: Onder het openbaar ministerie?
Fred Teeven: “Ook onder het openbaar ministerie.”
Q: Wat was uw rol in dit onderzoek?
Fred Teeven: “Ik was als CIE-officier betrokken bij de start van het onderzoek onder leiding van mr Vrakking. Ik was ook betrokken bij de tactische uitvoeringen. Dit onderzoek heeft wel geleid tot veroordelingen voor de grondfeiten, maar niet tot veroordelingen van hoge overheidsfunctionarissen.”
Q: Heeft het onderzoek geleid tot een GVO tegen iemand uit het overheidsapparaat?
Fred Teeven: “Het heeft geleid tot een GVO NN, waarin wel is getapt.”
Q: Heeft het onderzoek geleid tot verdere vervolgingsstappen?
Fred Teeven: “Nee. Er is getapt, maar er is verder geen vervolging ingesteld. De hoofdofficier van justitie van Amsterdam was verantwoordelijk en heeft mij verzocht onderzoek in te stellen. Toen was Docters van Leeuwen vertrokken bij het College en De Wijkerslooth was er nog niet. Het College had toen een waarnemend voorzitter. Op enig moment zijn er contra-acties gekomen waarbij de hoofdofficier ook werd beschuldigd van feiten die in dezelfde sfeer lagen. Voordat het onderzoek eindigde, speelde dit al. Dit was waarschijnlijk waar mr Vrakking in zijn verklaring over spreekt.”
Q: Hebben de beschuldigingen die geuit werden in de richting van Vrakking geleid tot een ander onderzoek?
Fred Teeven: “Nee, niet tot een justitieel onderzoek, maar wel tot een ander onderzoek en op dat punt beroep ik mij op artikel 85 WIV. Ik heb op enig moment kennis genomen van de resultaten van het onderzoek en ik voel mij niet vrij hierover te spreken.”
(…)
Q: Over de contacten die u had met De Haas deed u een beroep op de WIV. Waarom?
Fred Teeven: “In mijn herinnering kwam De Haas met een facet wat dit onderwerp raakte. Hij kwam met een verhaal wat de contra-strategieen raakte. Toen realiseerde ik mij dat hij iets had of had gehad wat dat onderzoek raakte waar ik in 1998 en 1999 bij betrokken was. Dat was na de publicatie in De Telegraaf. Een onderdeel van het pakket met staatsgeheimen zou voor een deel over dit specifieke onderdeel rond Vrakking kunnen gaan. Dat had ik mij niet gerealiseerd in februari 2006 toen ik het PV opmaakte. Die realisatie kwam pas in het najaar van 2006.”
Verklaring
Fred Teeven spreekt hier over het Rolodex-onderzoek waarin Joris Demmink ook een belangrijke rol speelde (zie Runderkamp-papers) alhoewel hij geen verdachte was. Wel verdachte was Frits Salomonson, tot 1996 de advocaat van HM. Tevens verdachten waren Hans Holthuis, thans griffier van het Joegoslavie-tribunaal, en Jan Wolter Wabeke, thans Ombusman Verzekeringen. Uit de verklaring wordt duidelijk hoe dit onderzoek om zeep is geholpen. Du moment dat er een gerechtelijk vooronderzoek werd geopend (GVO) kregen ‘de instanties’ lucht van wat er aan de hand was en konden ze ’tegenmaatregelen’ nemen, de zogeheten ‘contra-strategieen’. Deze bestonden eruit de hoofdverantwoordelijke voor het onderzoek, hoofdofficier Vrakking, te beschuldigen van dezelfde feiten als de objecten van het GVO werden verdacht. Deze contra-strategie is een variant op het kill the messager-principe. Er ontstond een chaos en het onderzoek werd stopgezet.
Als Teeven spreekt over ‘veroordelingen voor de grondfeiten’ doelt hij op de veroordelingen als gevolg van het HIK-onderzoek (Handel In Kinderen) dat liep in Rotterdam en is te beschouwen als de voorloper van het Rolodex-onderzoek. Joris Demmink was, samen met de ‘pedo-professor’ Ger van Roon die ook verdachte was in het Rolodex-onderzoek wel direct betrokken bij deze ‘kinderhandel’ waarvoor hoofdverdachte Lothar G. inderdaad is veroordeeld. Interessant is voorts nog het ‘leiderschaps-vacuum’ bij het College van PG’s op het moment dat werd besloten tot het uitvoeren van de ‘contra-strategieen’. Dit besluit werd genomen door waarnemend voorzitter Rene Ficq, een oom van de bekende Amsterdamse strafrechtadvocaat Benedicte Ficq.
Rest de vraag hoe deze ‘kluisverklaring’ die zo geheim is dat er in de geschiedenis van het Nederlandse recht nog maar twee andere ‘kluisverklaringen’ schijnen te bestaan naar buiten is gekomen en wie het verhoor op schrift heeft gesteld, iets wat dus uidrukkelijk niet de bedoeling was. Hierover kan wel worden gezegd, dat de reden van het uitlekken gelegen is in frustratie over de sabotage van het Rolodex-onderzoek. Uit de genoemde contacten tussen Teeven en De Telegraaf wordt het aannemelijk dat Teeven deze verklaring zelf naar buiten heeft gebracht.