Bestuur NVJ doet niets aan Raad voor de Journalistiek
DE RAAD VOOR DE JOURNALISTIEK MANIPULEERT ZELF FEITEN IN CRUCIALE KLACHT
door M. Op de Coul
In het blad De Journalist van 30 september 2005 staat mijn reactie op de uitspraak van de RvdJ over mijn klacht tegen de Volkskrant wegens de berichtgeving over 11 september:
“De Raad voor de Journalistiek geeft in uitspraak 2005/42 een misleidende weergave van mijn klacht om zo onder een oordeel uit te komen. Ik heb steeds de feiten vooropgesteld zoals de tegenstrijdigheden in de nieuwsberichten en rapporten plus de talloze getuigenverklaringen die de nieuwsberichten tegenspreken. Dat is totaal iets anders dan het hebben van een afwijkende mening of het geven van een eigen verklaring van de gebeurtenissen van 11-9. Op vragen van de Raad heb ik steeds geantwoord dat het daar niet om ging. Het weglaten van belangrijke feiten is een schending van de code van Bordeaux en dat is de werkelijke kern van de klacht.
Men spreekt verder zonder duidelijke motivering tegen dat er sprake is van geschade belangen. Het reglement van de Raad vormt verder geen beletsel voor een oordeel in deze zaak, eerder juist een aansporing. Een gedetailleerde reactie is te lezen op http://www.klokkenluideronline.is. Het zou nuttig zijn als de NVJ de oprechtheid van de Raad aan een onderzoek onderwerpt.”
Daar liet ik de volgende brief aan NVJ-voorzitter Kees Schaepman op volgen:
Datum: 5 oktober 2005
Geachte heer Schaepman,
In mijn weerwoord op uitspraak 2005/42 van de Raad voor de Journalistiek verschenen in De Journalist van 30 september op pag. 39 schreef ik “Het zou nuttig zijn als de NVJ de oprechtheid van de Raad aan een onderzoek onderwerpt.”
Ik wil dat verzoek met deze brief aan u toelichten. De informatie waarmee u een volledig beeld kunt krijgen van de zaak is bijgevoegd. Ik heb na de uitspraak nog een brief geschreven aan voorzitter Ton Herstel met het verzoek om de uitspraak wegens de gemaakte fouten nietig te verklaren. Het antwoord daarop was dat de Raad niet in discussie gaat over zijn uitspraken.
Er staat in: “De kern van de klacht is dat klager een andere mening over de achtergronden van de aanslagen van 11 september 2001 heeft dan de journalisten van de Volkskrant en dat in die krant te weinig aandacht wordt besteed aan de door klager gehuldigde verklaring van de gebeurtenissen.”
Als u mijn klacht en het verslag van de zitting naleest zult u zien dat dit niet waar is. Want ik heb helemaal geen verklaring van de gebeurtenissen gegeven noch verlangd dat de Volkskrant aan “mijn mening” of “mijn verklaring” aandacht zou moeten besteden, en heb dit ook in mijn antwoord op een vraag van een van de raadsleden letterlijk zo gezegd. Ik heb juist geschreven: “Uiteraard hoeft u zich geen oordeel te vormen over wat er bij de aanslagen allemaal is gebeurd, dat weten we immers niet. Pas als de media willen meewerken zullen we het ooit precies te weten komen.”
De werkelijke kern van mijn klacht is dat er een hele reeks van belangrijke feiten, waarvan tijdens de zitting diverse voorbeelden zijn gegeven, door de Volkskrant is verzwegen en dat is iets heel anders. Als ik tegenstrijdigheden in de nieuwsberichten en rapporten aantoon en zeg dat er talloze getuigenverklaringen zijn die de nieuwsberichten tegenspreken, geef ik dan een eigen verklaring van de gebeurtenissen? Natuurlijk niet. De kern van de klacht zou zijn geweest dat ik een andere mening heb dan de journalisten. Dat is pertinent een verkeerde weergave.
In concreto wil ik u of de NVJ in het algemeen het volgende vragen:
– Wat vindt u van de valse voorstelling die de Raad van mijn klacht heeft gegeven? Ik heb de brieven bijgevoegd zodat u de onjuistheid ervan kunt verifi?ren en dat het mij slechts om feiten ging. Is het niet uit den boze, dat de Raad die moet controleren of journalisten zich aan de feiten houden, zelf de feiten verdraait?
– Wat vindt u ervan dat de Raad zonder motivatie het belang ontkent dat ik als burger heb bij een goede verslaggeving van de aanslagen van 11-9 zonder weglating van belangrijke feiten?
– Wat vindt u ervan dat de Raad het belangrijker vindt om klachten niet ontvankelijk te verklaren dan om zoals vermeld in het reglement met gemotiveerde oordelen de journalistieke ethiek en beroepsmoraal te bewaken?
– Wat vindt u van de aanwezigheid van politici in de Raad die zich niet verschonen bij een belangenconflict?
– Is de Raad bevoegd een klacht over een ombudsman te behandelen?
– Wil de NVJ de Raad ter verantwoording roepen naar aanleiding van deze zaak?
– Kunnen lezers bij Nieuwsmonitor terecht met een klacht over selectieve berichtgeving? Zo nee, ook niet als die niet door de betreffende ombudsman of de RvdJ wordt behandeld?
Hoogachtend,
M. Op de Coul
Daarop liet de NVJ weten dat de brief door het dagelijks bestuur van de NVJ was doorgegeven aan Huub Elzerman, die de NVJ vertegenwoordigt in het bestuur van de Stichting Raad voor de Journalistiek. Hij zou de brief daar op de eerstvolgende vergadering van het stichtingsbestuur, op 1 november, aan de orde brengen. Zijn antwoord was deze brief:
Amsterdam, 25 november 2005
Geachte heer Op de Coul,
Het heeft even geduurd voordat ik mij kon zetten aan de beantwoording van uw brief van 22 oktober jl. Daarvoor excuus. Laat ik voorop stellen dat ik uw brief en bijlagen met belangstelling heb gelezen. Veel van uw observaties herken ik en wie zich realiseert hoe groot de impact van 11/9 nationaal en internationaal is, zal zich niet aan een gevoel van onbehagen kunnen onttrekken. Lang niet alle vragen zijn beantwoord en wat de georganiseerde journalistiek ??k zorgen baart, is de nasleep van deze aanslag: wereldwijd worden we geconfronteerd met een oplopende druk op de fundamentele burgerrechten, inclusief de vrijheid van meningsuiting.
Deze vaststelling levert echter geen oplossing op voor de door u aangedragen problematiek. Het bestuur van de NVJ noch het Stichtingsbestuur van de Raad voor de Journalistiek is in de positie om inhoudelijke uitspraken te doen over journalistieke gedragingen en zeker niet over oordelen van de Raad voor de Journalistiek zelf.
Daarover het volgende:
Dat het NVJ-bestuur geen uitspraken doet over de inhoud van de media ligt voor de hand. De NVJ organiseert journalisten met zeer uiteenlopende opvattingen en het bestuur is er alleen al om die reden aan gehouden om zich met betrekking tot de inhoud van de media zeer terughoudend op te stellen, zo niet strikte neutraliteit na te streven.
De NVJ komt op voor de individuele en collectieve belangen van haar leden, zorgt waar mogelijk voor goede materi?le en immateri?le randvoorwaarden voor het bedrijven van kwalitatief hoogstaande journalistiek. Dat streven staat ten dienste van de persvrijheid. Onze leden dienen vrij uit te kunnen spreken, schrijven en fotograferen. Zodra aan deze voorwaarden is voldaan, houdt de bemoeienis, althans voor wat betreft de inhoud van de media, van de NVJ op. Juist om het debat over de grenzen van de journalistiek te kunnen voeren is destijds de Raad voor de Journalistiek opgericht. De Raad is het platform waarop de journalistieke ethiek ter discussie staat, het is de Raad die tot taak heeft om normen voor de journalistieke beroepsuitoefening te ontwikkelen.
Wat voor het NVJ-bestuur geldt, is ook van toepassing op het Stichtingsbestuur. Het Stichtingsbestuur faciliteert de Raad, zorgt voor de financi?le grondslag, maar heeft geen enkele inhoudelijke bemoeienis. De onafhankelijke leden van de Raad zouden een dergelijke bemoeienis categorisch van de hand wijzen.
Kortom, beide besturen zijn terzake niet bevoegd en voor beiden geldt dat zij een dergelijke bevoegdheid – ter wille van een onafhankelijke opinievorming – ook niet nastreven. In concreto betekent dit dat het NVJ-bestuur – tot wie u zich richt – geen debat over uitspraken van de Raad kan of wil voeren.
Wij hebben kennis genomen van het standpunt van de Raad dat uw klacht niet ontvankelijk is verklaard. Erg verrassend, maar dit terzijde, is dat niet, want de Raad heeft bij herhaling uitgesproken dat er alleen sprake is van een rechtstreekse belanghebbende “indien zijn belang bij de gewraakte publicatie direct betrokken is en dat hij door die publicatie persoonlijk in zijn belang is geraakt”. Het is aan de klagers om aan te tonen dat zij een rechtstreeks belang hebben bij de behandeling van hun klacht. De Raad heeft kennelijk geoordeeld dat dat niet het geval is.
Op uw vraag of de Raad bevoegd is een klacht over een ombudsman te behandelen, kan ik geen uitsluitsel geven. In de beoordeling van uw klacht komt de ombudsman van de Volkskrant ter sprake, maar de Raad onthoudt zich van een oordeel omdat “de feiten door partijen worden betwist”. Meer in het algemeen oordeelt de Raad of er “grenzen zijn overtreden van hetgeen, gelet op de eis van de journalistieke verantwoordelijkheid, maatschappelijk aanvaardbaar is.” Dat impliceert dat alleen journalistieke gedragingen worden beoordeeld. In het geval van een ombudsman zou, deze redenering volgend, alleen de publieke beantwoording van een klacht onderwerp van een beoordeling kunnen zijn. Het werk van de ombudsman, althans de wijze waarop hij klachten behandelt, valt dan buiten de bemoeienis van de Raad.
Met betrekking tot uw opmerking over verschoning door politici (en andere leden van de Raad) kan ik u melden dat dit ook de aandacht van de Raad heeft, vandaar dat er een statutenwijziging op handen is waarin geregeld wordt dat klager en betrokkene elk lid van de Raad kan wraken op grond van feiten of omstandigheden waardoor de onpartijdigheid van de Raad schade kan lijden. Als er kan worden getwijfeld aan de onpartijdigheid van een lid van de Raad, dient dit lid zich te verschonen.
Samenvattend kan ik u slechts melden dat het NVJ-bestuur kennis heeft genomen van uw opvattingen met betrekking tot de beoordeling door de Raad. Dat zal voor u niet bevredigend zijn, maar ik hoop dat u begrip zult hebben voor de strikte scheiding tussen onze taken en verantwoordelijkheden en die van de Raad.
In het vertrouwen U hiermee voldoende te hebben ge?nformeerd,
Met hoogachting,
Huub Elzerman
Vice-voorzitter Stichting Raad voor de Journalistiek
Een beleefde brief, maar waar het op neerkomt is dit: van mijn bewering dat de Raad zich in de uitspraak niet aan de feiten heeft gehouden, en waar lezers van De Journalist kennis van hebben genomen, is men kennelijk niet erg geschrokken. Het NVJ-bestuur zet de zaak op een dood spoor door de afhandeling aan het bestuur van de Raad zelf over te laten, waarvan het van te voren weet dat die geen inhoudelijke reactie mag geven.
In een telefoongesprek zei Elzerman nog dat het enige dat de NVJ zou kunnen doen, is het gehele vertrouwen in de Raad opzeggen, en daar zou natuurlijk het grootste gedonder van komen.
Dat is dan precies wat de NVJ zou moeten doen. Een Raad die controleert of journalisten niet misleiden mag natuurlijk niet zelf misleiden. En evenmin belangen van klagers miskennen. De aanstaande statutenwijziging waarmee de Wolffenspergers voortaan gewraakt kunnen worden is een kleine noodzakelijke stap in de goede richting. Maar er zou ook in moeten staan dat als de Raad een klacht niet ontvankelijk verklaart, er een duidelijke motivering bij moet waarom een klager zijn geschonden belangen niet goed zou hebben aangetoond. Al kan je je afvragen wat de waarde van het reglement is als men toch niet doet wat er in staat, en uitgelezen kansen om een oordeel te vellen over “de journalistieke ethiek en beroepsmoraal” uit de weg gaat.
Elzermans brief vermeldt dat journalisten vrijuit dienen te kunnen spreken, schrijven en fotograferen en dat wanneer aan die voorwaarden is voldaan, de bemoeienis van de NVJ ophoudt. Prima, maar journalisten kunnen natuurlijk ni?t vrijuit schrijven, wat de schokkende censuur van feiten en omstandigheden omtrent 11-9 haarscherp aantoont.
Nu klaagt Schaepman in zijn jaarrede op 3 mei 2005 wel over de voortdurende aanslagen op de persvrijheid, door politici en uitgevers, en over intimidaties aan het adres van journalisten, maar wat is zijn antwoord daarop? Hij zegt: “Ooit koesterden wij, journalisten, ons in het geloof dat wij politici controleerden. Het lijkt wel of de rollen nu zijn omgedraaid, steeds vaker tonen politici zich begerig om de pers te controleren.”
Merkwaardig dat hij dan geen bezwaar maakt tegen politici in de Raad. En verder: “En de NVJ heeft zich, met succes, ingezet voor versterking van de Raad voor Journalistiek, voor de instelling van een nieuwsmonitor, en voor een debattenbureau, dat vooral ook op plaatselijk niveau discussies stimuleert over belangrijke gebeurtenissen en de kwaliteit van de berichtgeving daarover.”
Versterking van de Raad helpt niet tegen aanvallen op de persvrijheid, want waar niet over geschreven wordt kan klaarblijkelijk niet bij de Raad over geklaagd worden. En mijn vraag over de Nieuwsmonitor heeft hij niet beantwoord, ook vreemd als hij daar zo trots op is. Het is wel duidelijk waar je met klachten over censuur terecht kan: nergens. Deze conclusie durft Schaepman blijkbaar niet hardop te trekken.
De huidige zwarte bladzijde in de Nederlandse persgeschiedenis kan nog lang niet worden omgeslagen.
Tenslotte dan maar de woorden van de Britse journalist John Pilger, in zijn artikel van 13 oktober in The New Statesman We need to be told. When journalists report propaganda instead of the truth, the consequences can be catastrophic:
“If we had all known then what we know now”, said the New York Times on 24 August, “the invasion [of Iraq] would have been stopped by a popular outcry.” The admission was saying, in effect, that powerful newspapers, like powerful broadcasting organisations, had betrayed their readers and viewers and listeners by not finding out – by amplifying the lies of Bush and Blair instead of challenging and exposing them. The direct consequences were a criminal invasion called “Shock and Awe” and the dehumanising of a whole nation.
[…]
Since the invasion of Iraq, I have spoken to a number of principled journalists working in the pro-war media, including the BBC, who say that they and many others “lie awake at night” and want to speak out and resume being real journalists. I suggest now is the time.