AIVD hoeft zich niet aan vonnis rechter te houden
AFLUISTEREN VAN JOURNALISTEN KAN NIET WORDEN BEWEZEN
De president van de Haagse rechtbank zou zich heel makkelijk met de volgende redenering van de zaak van De Telegraaf tegen de Staat kunnen afmaken: ik wijs de vorderingen af omdat niet is aangetoond dat er ook daadwerkelijk is afgeluisterd en geobserveerd. Advocaat Victor Koppe van De Telegraaf zit dit als een reeele (zij het laffe) mogelijkheid.
Wat zijn in deze zaak eigenlijk de bewijzen dat er inderdaad is afgeluisterd?
*De ‘ambtsberichten’ van de AIVD aan het OM die zijn overgedragen aan Koppe. Deze stukken kwalificeren niet als staatsgeheim. Uit deze ambtsberichten blijkt dan ook niet welke methodes zijn toegepast bij het verkrijgen van de informatie. Wel maakt de aard van deze informatie het aannemelijk dat is is afgeluisterd en geobserveerd.
*De verklaringen van Remkes in de kamer. Remkes heeft toegegeven dat er een specifiek type onderzoek tegen de journalisten is ingezet (‘6a-onderzoek’, verwijzend naar de WIV-wet) maar ook uit deze toegeving volgt niet de dwingende conclusie dat er is geobserveerd en afgeluisterd.
De AIVD zelf doet geen enkele mededeling over bronnen of technieken om informatie te vergaren. Dus kan de stelling dat Mos en De Haas zijn afgeluisterd daar niet worden geverifieerd. Een gevolg van dit feit dat ook door Koppe wordt onderkend is dat de AIVD zich ook niet hoeft te houden aan een vonnis dat ze opdraagt te stoppen met het afluisteren. Het is namelijk onmogelijk te controleren of zo’n vonnis ook zal worden nageleefd. Hiermee is de zaak voor De Telegraaf in alle opzichten een veelkoppig monster dat niet te verslaan is. Het enige effect zou kunnen zijn dat er een ‘smet’ aan de krant komt te kleven en dat bronnen terughoudender worden contact te zoeken met Mos en De Haas en wellicht ook met andere journalisten van de krant.
Juist om die reden is het toch goed dat De Telegraaf de zaak is begonnen. Als ze winnen kan in elk geval worden voorkomen dat die ‘smet’ op de krant gaat rusten. Maar dat daarmee ook daadwerkelijk zal worden gestopt met het afluisteren (als dat dus al gebeurt) ligt niet in de lijn der verwachtingen. Het probleem dat bronnen terughoudender zullen zijn contact te leggen met De Telegraaf wordt dus ook bij een overwinning van de krant niet opgelost.
Alarmerend tenslotte is het gebrek aan maatschappelijke verontwaardiging over de zaak. De gevolgen voor het journalistieke klimaat van puur het feit dat deze zaak moet worden gevoerd zijn immers immens. Nu blijkt dat geheime diensten journalisten afluisteren en daar niet van kunnen worden weerhouden en dat daarover ook nog eens geen enkele verontwaardiging ontstaat en nu ook blijkt dat journalisten die ‘staatsgeheimen’ naar buiten brengen strafrechterlijk kunnen worden vervolgd, kan worden gesteld dat de persvrijheid in Nederland kapot is. Over de corruptie tot in de hoogste kringen van justitie die uit deze ‘staatsgeheimen’ zou blijken heeft natuurlijk niemand het meer.
Interessant is voorts nog dat de genoemde ambtsberichten niet als produkties in het geding zijn gebracht. Dat wekt verbazing omdat ze toch een belangrijk (zij het dus niet doorslagevend) bewijs vormen voor het afluisteren. Volgens Koppe en Mos zijn deze stukken wel aangeboden aan de president om er kennis van te nemen, maar deze heeft dat geweigerd. Dat zou een aanwijzing kunnen zijn dat de president de zaak van De Telegraaf geen warm hart toedraagt.